Met ingang van 1 juli 2017 is het gebruik van drugs in het verkeer strafbaar, ook als je het middel als geneesmiddel gebruikt.
Weggebruikers kunnen sinds 1 juli gecontroleerd worden op drugsgebruik. Er gelden wettelijke limieten voor een aantal in de wet genoemde middelen. De strafbaarheid geldt ook voor degenen die betreffende middelen als geneesmiddel gebruiken. Het heeft geen effect dat de gebruiker doormiddel van een medische verklaring aan kan tonen dat de drug als medicijn gebruikt wordt. De wijziging van de Wegenverkeerswet is bedoeld om de verkeersveiligheid te verbeteren en het aantal verkeersslachtoffers te verminderen.
Het gebruik kan worden aangetoond door een speekseltest. De politie gebruikt een speekseltester als er aanwijzingen zijn dat een automobilist drugs heeft gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld door het rijgedrag of als er bij een andere controle aanwijzingen zijn voor drugsgebruik (zoals verwijde pupillen). Politieagenten kunnen weggebruikers verplichten mee te werken aan het afnemen van speeksel.
Als de test positief is, dan wordt een vervolgonderzoek ingesteld. Een arts of verpleegkundige neemt hiervoor bloed af dat wordt onderzocht op het type drugs en de hoeveelheid drugs. De uitslag van het bloedonderzoek geldt als bewijsmiddel.
Er zijn limieten gesteld voor amfetamine, methamfetamine, MDMA, MDEA, MDA, cocaïne, opiaten (morfine/heroïne), cannabis (THC) en GHB-achtige stoffen. Voor de drugs (en geneesmiddelen) waarvoor geen limieten zijn gesteld blijft in het algemeen gelden dat je niet mag rijden als je onder invloed bent van deze middelen.
Voor de combinatie van drugs en alcohol gelden zogenoemde nullimieten. Dit betekent dat je, ongeacht de gebruikte hoeveelheid, niet mag rijden als er sprake is van het gebruik van een combinatie van drugs of van drugs en alcohol.
De op te leggen straf kan bestaan uit een boete en/of een gevangenisstraf. Daarnaast kan de rechter de rijbevoegdheid voor maximaal 5 jaar ontzeggen.
De nieuwe wetgeving houdt geen rekening met het verkeersdeelnameadvies van de KNMP. Hierin staat dat gebruikers bij dagelijks medicinaal gebruik van morfine en medicinale cannabis de eerste 14 dagen geen auto mogen rijden. Na 2 weken gebruik wordt verkeersdeelname als veilig beschouwd, tenzij er sprake is van bijwerkingen die de rijvaardigheid beïnvloeden.
De KNMP is in gesprek met de betrokken ministeries om een oplossing te vinden. Totdat er een oplossing is moeten patiënten er op worden gewezen dat deelname aan het verkeer het gebruik van de betreffende geneesmiddelen strafbaar is.
Mr. Jurriane Rendering | Juridisch Adviseur
In een uitzending van Radar van 15 mei 2017 werd getoond dat er in diverse apotheken valse recepten werden aangeboden en door de apotheek werden gehonoreerd. De recepten waren uitgeschreven op naam van een bestaande persoon maar deze persoon was voor betreffende apotheek een passant. De recepten waren onvolledig en bevatten fouten.
Het betrof recepten voor Tramadol en Oxycodon. Beide zware pijnstillers, waarbij Oxycodon onder de Opiumwet valt. In de uitzending werd gesteld dat de recepten niet geaccepteerd hadden mogen worden omdat ze niet aan de hieraan gestelde eisen voldeden. Maar wat zijn die eisen precies en waar komen die eisen vandaan?
De recepteisen voor een gewoon recept (een recept waarop een UR-geneesmiddel wordt afgeleverd) staan in artikel 1 lid 1 sub pp van de geneesmiddelen wet. Kort samengevat moeten de volgende elementen voorkomen op een recept: de naam en werkadres van de voorschrijver, het voorgeschreven geneesmiddel op stofnaam of merknaam, de hoeveelheid en sterkte van het middel, de wijze van gebruik en kenmerken van de patiënt waaraan de patiënt is te identificeren. Het recept moet ondertekend zijn door de voorschrijver.
Zonder handtekening is het recept niet rechtsgeldig. We zijn er aan gewend dat er ook een datum op het recept staat maar dat is geen wettelijke eis. Het is ook niet noodzakelijk dat de naam en het adres van de patiënt op het recept staan. De patiënt moet te identificeren zijn, zegt de geneesmiddelen wet. Dat identificeren kan ook aan de hand van een nummer zoals het BSN.
Bij een elektronisch verzonden recept kan er geen handtekening van de voorschrijver op het recept worden gezet. Hiervoor in de plaats mag een code worden gebruikt waaraan de apotheker kan vaststellen dat het recept van een bevoegde afkomstig is.
De aangeboden recepten voor Tramadol voldeden niet aan de hiervoor omschreven eisen. Een apotheek mag een geneesmiddel echter zonder recept (of een onvolledig recept) aan de patiënt verstrekken indien er sprake is van een noodgeval en er is vastgesteld dat er geen sprake is van misbruik.
Bij een recept voor een zware pijnstiller dat wordt aangeboden door een passant kan er sprake zijn van een noodgeval. Maar dat moet dus wel gecontroleerd worden. Wie is deze persoon, waarom wordt het recept in deze apotheek aangeboden, door wie is het recept voorgeschreven, kunnen we er op vertrouwen dat hier geen sprake is van misbruik.
Oxycodon valt onder de Opiumwet. De Opiumwet stelt strengere eisen aan een recept dan de Geneesmiddelen wet. Op een Opiumwetsrecept moeten de volgende gegevens staan:
– de naam en voorletters, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van degene die voorschrijft;
– de naam van het voorgeschreven opiumwetsmiddel en de hoeveelheid daarvan voluit in letters geschreven;
– de naam en voorletters, het adres en de woonplaats van die persoon waarvoor het geneesmiddel bestemd is;
– een duidelijke omschrijving van de wijze van gebruik, waaronder de per etmaal ten hoogste te gebruiken hoeveelheid;
– het toegelaten aantal herhalingen, voluit geschreven in letters. Een recept voor een opiumwetsmiddel moet in onuitwisbare letters worden geschreven en ondertekend zijn door de voorschrijver onder vermelding van de datum van ondertekening.
Daarnaast moet elk voor te schrijven opiumwetsmiddel op een afzonderlijk recept worden voorgeschreven. Deze eisen staan in artikel 3 van het Opiumwetsbesluit. In artikel 4 van dit Opiumwetsbesluit staat dat de apotheker opiumwetsmiddelen uitsluitend mag afleveren op een recept dat aan de gestelde eisen voldoet. Maar ook hier is er sprake van een uitzondering.
Als de aflevering geen uitstel gedoogt en door de apotheker redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er geen gevaar voor misbruik is dan mag het middel worden afgeleverd zonder recept of op een recept dat niet helemaal aan de eisen voldoet. In een dergelijk geval wordt er een kleine (nood)hoeveelheid afgeleverd en wordt er contact opgenomen met de voorschrijver voor een recept dat wel aan de eisen voldoet.
Dit is geen wettelijke eis maar door alsnog een recept te verkrijgen heeft de apotheker ook extra zekerheid dat er geen sprake is van misbruik. Daarnaast wordt een geneesmiddel dat zonder recept is afgeleverd niet door de verzekeraar vergoed.
Ook voorschrijvers kunnen frauderen met recepten. Het komt wel eens voor dat een voorschrijver een recepten uitschrijft op naam van patiënten of gefingeerde patiënten met het doel om dit middel zelf te verkrijgen. Een voorbeeld is een ex-neuroloog die meerdere malen meerdere recepten uitschreef op naam van patiënten, familie en gefingeerde patiënten maar de middelen zelf gebruikte. Hij schreef de recepten op eigen receptpapier maar ook op receptpapier dat hij bij collega artsen had gestolen. De recepten werden bij diverse apotheken aangeboden en gehonoreerd.
Als er een dergelijk recept wordt aangeboden in de apotheek en het recept voldoet aan de eisen dan is het heel moeilijk om te ontdekken dat hier sprake is van misbruik. Door controle op naam en BSN van de patiënt kan er ontdekt worden dat er iets niet klopt met het aangeboden recept. Wanneer het om een onbekende voorschrijver gaat vraag dan altijd om een legitimatiebewijs en een bewijs van BIG-registratie.
Een kopie van de recepten waarop een opiumwetmiddel aan de arts is afgeleverd moeten naar de inspectie worden opgestuurd. Daar kan worden gecontroleerd of de arts de recepten misschien bij meerdere apotheken heeft aangeboden en er sprake is van fraude.
Het aanbieden van valse recepten met het doel om hierop een geneesmiddel te krijgen is strafbaar. Als er een vermoeden is dat er een vals recept wordt aangeboden moet er ten eerste gevraagd worden of de persoon die het recept aanbiedt zich kan legitimeren. Neem contact op met de voorschrijver van wie het receptenpapier vermoedelijk wordt misbruikt.
Als na overleg met de voorschrijver het vermoeden van vervalsing wordt bevestigd moet er aan de aanbieder duidelijk worden gemaakt dat er geen geneesmiddelen worden afgeleverd op een vals recept. Vervolgens moet er aangifte worden gedaan bij de inspectie of bij de politie. Een speciaal aangifteformulier is te vinden op de website van de inspectie: igz.nl
Mr. Jurriane Rendering | Juridisch Adviseur
Vraag
Een collega zoekt regelmatig de medicatiegegevens van haar oma op via het LSP. De moeder van mijn collega wil graag het medicatiegebruik van oma in de gaten houden. Oma weet niet dat haar kleindochter bij de gegevens kan en aan haar moeder doorgeeft. Mag een apothekersassistente via het LSP de medicatiegegevens van familie opvragen?
Antwoord
Nee, dit mag duidelijk niet. Je mag alleen gegevens via het LSP opvragen van personen waar een behandelrelatie mee is. Zorgverleners en hun medewerkers, mogen geen gegevens raadplegen zonder noodzaak en zonder behandelrelatie. Hieronder vallen ook gegevens van familie waarmee geen behandelrelatie is.
Patiënten geven toestemming om gegevens beschikbaar te stellen via het LSP omdat ze er zeker van willen zijn dat iedere behandelaar kan beschikken over de meest actuele gegevens. Hierbij vertrouwt men er op dat de gegevens geheim blijven voor onbevoegden. Dat vertrouwen mag niet worden geschaad doordat medewerkers ongehinderd toegang hebben tot de gegevens.
Iedere zorginstelling, waaronder de apotheek, moet er voor zorgen dat onbevoegden geen medische gegevens kunnen inzien. De gegevens mogen ook niet in handen komen van medewerkers die (zorginhoudelijk) niets te maken hebben met de patiënt(en). De zorginstelling moet maatregelen nemen om de toegang tot de gegevens te controleren.
Dit gebeurt o.a. door de raadplegingen vast te leggen (logging) en controle van deze logging. Medewerkers die zich onbevoegd toegang verschaffen tot gegevens riskeren ontslag.
Mr. Jurriane Rendering | Juridisch Adviseur
Met ingang van 1 januari 2016 is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz) in werking getreden.
Op grond van deze wet heeft de werkgever (zorgaanbieder) verschillende verplichtingen waaronder een zogenaamde vergewisplicht. Deze plicht houdt in dat gecontroleerd moet worden of een sollicitant geschikt is om in de zorg werkzaam te zijn. Er moet hiervoor onderzoek worden gedaan naar het arbeidsverleden van de sollicitant.
De (toekomstige) werkgever van een medewerker in de apotheek is ook verplicht dit onderzoek te doen.
Onderzoek naar het arbeidsverleden van een apothekersassistent kan door:
De werkgever moet kunnen aantonen dat er op een goede manier is nagegaan of een sollicitant geschikt is.
Instellingen die zorg uit de Wet langdurige zorg (Wlz) verlenen en instellingen die geestelijke gezondheidszorg verlenen die onder de zorgverzekering valt en waar cliënten blijven overnachten zijn wettelijk verplicht om de sollicitanten om een VOG te vragen.
Een VOG vragen is voor apotheekmedewerkers niet wettelijk verplicht, maar de werkgever mag er dus wel naar vragen.
De vergewisplicht geldt ook voor uitzendkrachten in de apotheek maar niet voor stagiairs.
Mr. Jurriane Rendering | Juridisch Adviseur
De apothekersassistent en de apotheker zijn verplicht om tegenover derden te zwijgen over alles wat de patiënt aan hen toevertrouwt. Deze verplichting om te zwijgen noemen we het beroepsgeheim.
Om goede zorg te kunnen verlenen is het nodig dat de zorgverlener, zoals de apotheker en de apothekersassistent, zoveel mogelijk weet van en over de patiënt. De patiënt moet er op kunnen vertrouwen dat de verkregen informatie over de patiënt niet zomaar met iedereen wordt gedeeld.
Het beroepsgeheim omvat alle informatie, die je tijdens het werk in de apotheek over de patiënt te weten komt. Hieronder valt ook niet-medische informatie over de patiënt en informatie die je van anderen over de patiënt krijgt.
Ook bij het doorgeven van gegevens aan andere zorgverleners geldt het beroepsgeheim. Voor het doorgeven van gegevens is altijd de toestemming van de patiënt vereist. Er is echter één uitzondering. Omdat er in de Geneesmiddelenwet een verplichting staat dat er bij twijfel over de juistheid van het recept eerst contact opgenomen moet worden met de voorschrijver, hoef je geen toestemming te vragen aan de patiënt of je de arts mag bellen.
Voor alle andere gevallen waarbij je gegevens doorgeeft is de toestemming van de patiënt nodig. Het is handig om deze toestemming vooraf te vragen, bij een intakegesprek bijvoorbeeld.
Gegevens over de patiënt mogen bovendien alleen worden doorgegeven aan een zorgverlener die zelf ook een behandelrelatie heeft met de patiënt. Dat is vaak lastig te controleren. Bij twijfel moet er contact opgenomen worden met de opvrager en/of de patiënt. Als gegevens elektronisch worden opgevraagd dan is deze controle wel mogelijk via het loggen (vastleggen) van opvraaggegevens in het systeem.
Binnen de apotheek geldt het beroepsgeheim niet tegenover collega’s en de apothekers. Soms is het nodig dat er informatie wordt uitgewisseld of dat assistenten elkaar adviseren. Maar let op dat anderen, die eventueel in de apotheek aanwezig zijn, niet mee kunnen luisteren. En anderen zijn naast andere patiënten ook de bezorger, de schoonmaakster etc. die geen behandelrelatie hebben met de patiënt. Buiten de apotheek praat je met niemand over de patiënten.
Het beroepsgeheim is van toepassing omdat de apothekersassistent onder de bepalingen valt van artikel 88 Wet BIG. Daarnaast staat er meestal een geheimhoudingsverklaring in de arbeidsovereenkomst
Mr. Jurriane Rendering | Juridisch Adviseur
Paraferen Als interim apothekersassistent werk ik in vele verschillende apotheken, zo werk ik bij een apotheekhoudende huisarts, een (zelfstandige)openbare apotheek, een ziekenhuisapotheek en bij diverse ketenapotheken. Het valt mij op dat er op verschillende wijze wordt geparafeerd en men soms niet eens weet waarvoor men parafeert. Per apotheek moet ik dan vragen: waar wordt voor geparafeerd?
Praktijk Ik als oude rot in het vak ben van de generatie wat je aflevert kijk je eerst na, en dat is bij afleveren aan de patiënt eerst alles uit het zakje halen en controleren: het geneesmiddel maar dus ook de dosering, zit de bijsluiter erbij etc. Maar is dat nodig of is dat extra en dus tijdrovend bezig zijn en is dit wel Lean werken? De meningen lopen per apotheek nogal uiteen.
Controle De ene keer parafeer ik voor op het recept bovenaan voor aannemen, onderaan links voor klaarmaken en achterop voor afgifte. De andere keer is er een ABCD stempel. Bij A teken ik de ene keer voor aannemen de andere keer voor aanschrijven. B de ene keer aanschrijven de andere keer klaarmaken. C de ene keer klaarmaken de andere keer controleren. D is in de regel afleveren.
Dispenseren Wat is nu eigenlijk afleveren/dispenseren? Kijk ik de naam, het adres na, en een vlugge blik door het zakje of alles erin zit of heb ik bij deze apotheek tijd om alles aan de balie uit de zak te halen en ook de dosering etc na te kijken of is daar geen tijd voor….. En wil de apotheker dat ik mensen snel help en is de wachttijd het belangrijkste in deze apotheek.
De Vraag: Tijd om eens bij een jurist na te vragen wat als, ik het recept heb afgegeven, en zozo heb gekeken of het klopte en er is iets echt fout gegaan. Waar heb ik dan een paraaf voor gezet en wat kunnen de gevolgen zijn. Zijn er gevolgen voor mij is of de apotheker hiervoor aansprakelijk. Hoe zit het?
Antwoord van de jurist:
De apotheker De apotheker is er verantwoordelijk voor dat het juiste geneesmiddel aan de juiste patiënt wordt verstrekt en dat datgene wat er wordt afgeleverd ook overeenstemt met het recept.
De apothekersassistent Je controleert na het aanschrijven, pakken en etiketteren op de juistheid van het etiket: naam patiënt, geneesmiddel dosering en gebruik. En dit wordt door een tweede, onafhankelijke apothekersassistente gecontroleerd. De parafen zet je zodat er een bewijs is dat er gecontroleerd is en door wie.
Werkwijze Op welk momenten je controleert en waar je je paraaf zet verschilt per apotheek. Afhankelijk van de werkwijze in de apotheek kunnen er ook meer dan twee personen betrokken zijn bij het afhandelen van een recept en de controle daarvan. Voor iedere stap een paraaf en een controleparaaf. Bij veel apotheken wordt alles nog eens gecontroleerd bij het afgeven aan de balie. Dat is een keuze, het kan ook anders georganiseerd worden, als er maar een controle op de juiste punten wordt uitgevoerd.
Verantwoordelijkheid Als er niet zorgvuldig gecontroleerd wordt kun je een fout over het hoofd zien en dit kan ernstige gevolgen hebben voor de patiënt. Je bent als apothekersassistent verantwoordelijk voor de fouten die je zelf maakt.
De apotheker controleert aan het eind van de dag nogmaals de recepten. Bij die controle kan een fout alsnog ontdekt worden waardoor de schade aan de patiënt zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dat de apotheker de recepten achteraf nog eens controleert mag echter voor een apothekersassistent nooit een reden zijn om niet te controleren of maar met een half oog.
Algemeen: secretariaat@optimafarma
Leden administratie: leden@optimafarma.nl
Financiële administratie: penningmeester@optimafarma.nl
Congres, symposia en activiteiten: congres@optimafarma.nl
Opleidingen, bij -en nascholing e.d.: scholing@optimafarma.nl
Communicatie, vacatures en persberichten: communicatie@optimafarma.nl
Farmaceutisch consulenten, farmaceutisch managers en farmakundigen: hogerkader@optimafarma.nl