Eens in de vijf jaar komt Rutgers met een rapport over de seksuele gezondheid van Nederlanders. Anticonceptie is hiervan een belangrijk onderdeel. Belangrijkste conclusies zijn dat het gebruik van betrouwbare anticonceptie is toegenomen, waarbij nu 17% van de vrouwen een spiraal gebruikt.
Daarmee staat het op de tweede plaats van meest gebruikte anticonceptiemiddelen, achter de pil, die juist in populariteit is afgenomen. Ook is er nog steeds aandacht nodig voor het gebruik van anticonceptie en met name het correcte gebruik ervan.
‘Ondanks het hoge anticonceptiegebruik loopt nog 8% van de vrouwen van 18 tot en met 49 jaar risico op een ongeplande zwangerschap, omdat ze wel geslachtsgemeenschap hebben, geen anticonceptie gebruiken, vruchtbaar zijn en niet zwanger zijn of willen worden. Opvallend is dat twee van de vijf personen, die te maken kregen met een ongeplande zwangerschap, aangeven dat er wel anticonceptie werd gebruikt. Het grootste deel hiervan geeft aan dat de anticonceptie niet altijd werd gebruikt of dat er iets misging in het gebruik.’
In een drieluik besteden wij de komende nieuwsbrieven aandacht aan de snelst groeiende vorm van anticonceptie in Nederland: het spiraaltje en hoe je als apotheek kunt bijdragen in de uitvoering van optimale anticonceptiezorg. Vragen en situaties uit de praktijk staan hierbij centraal.
Achtereenvolgens komen hormoonvrije én hormoonhoudende anticonceptiespiralen zoals de T-Safe koperspiraal en de Mirena hormoonspiraal aan de orde. Het drieluik wordt afgesloten met het onderwerp noodanticonceptie; 5% van de vruchtbare vrouwen in Nederland gebruikt in haar leven de morning-afterpil of het morning-after spiraal.
Graag ontvangen wij jullie vragen en voorbeelden uit de praktijk van de apotheek rondom (uitgifte) van spiraaltjes en noodanticonceptie die jullie graag beantwoord of toegelicht willen zien in de komende nieuwsbrieven.
Stuur je vragen naar Optima Farma: communicatie@optimafarma.nl
Wil je meer informatie over de gezondheidsmonitor? Lees hier dan het gehele rapport.
Koperspiraal
Een koperspiraal is een van de meest betrouwbare vormen van anticonceptie en is bovendien hormoonvrij. De natuurlijke cyclus blijft behouden en de bijwerkingen zijn minimaal.
Koper verlamt de zaadcellen die de baarmoeder binnenkomen en maakt ze inactief, zodat er geen bevruchting kan plaatsvinden. Een koperspiraaltje is werkzaam vanaf het moment van plaatsing en is ook geschikt als noodanticonceptie. Er is géén sprake van abortus! Het spiraaltje wordt eenvoudig in de baarmoeder geplaatst door de huisarts, verloskundige of gynaecoloog.
Bijwerkingen
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, hebben de meeste vrouwen weinig tot geen last van het koperspiraaltje. In de eerste drie maanden na plaatsing kan er soms sprake zijn van bijwerkingen:
Na drie maanden is het lichaam gewend aan het spiraaltje. De menstruatie verloopt dan (meestal) weer als vanouds. Een klein aantal vrouwen heeft blijvend wat meer bloedverlies.
Verschil diverse koperspiralen
Er zijn diverse koperspiralen verkrijgbaar, die verschillen in prijs, betrouwbaarheid, verblijfsduur, vorm, hoeveelheid koper en insertietechniek. Het is belangrijk als apotheek hier bewust van te zijn om misverstand en teleurstelling te voorkomen, zowel bij de arts als de patiënt.
T-Safe Cu 380A is de meest verkochte koperspiraal, zowel in Nederland als wereldwijd. Wegens de hoogste effectiviteit is de T-Safe (TCu380A) opgenomen als voorkeur van de internationale WHO-Standaard en de Nederlandse NHG Standaard.* De T-Safe is als enig spiraal voor 10 jaar geregistreerd en heeft een eenvoudige insertietechniek, waar meeste artsen in getraind zijn. De T-Safe is geschikt voor alle vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
Overige spiralen zijn de Multi-Safe Cu375 (short), Flexi-T en de Gynefix. Deze spiralen zijn allen voor 5 jaar geregistreerd en hebben ieder een eigen vorm en insertietechniek.
De Multi-Safe 375 CU Short en de Flexi-T 300 zijn geschikt voor de kleinere baarmoeder (kleiner dan 6 cm). Vanwege de bijzondere insertietechniek wordt de Gynefix alleen geplaatst door de gynaecoloog. Dit spiraaltje komt daarom niet voor in de eerste lijn.
Belangrijke balie-informatie voor de vrouw:
Bij de koperspiraal is er behoud van de natuurlijke cyclus.
* Van de duizend vrouwen die het koperspiraaltje gebruiken, raken per jaar maximaal 2 vrouwen zwanger. Dat is vergelijkbaar met het hormoonspiraaltje en effectiever dan de pil.
** ‘Omdat er voor de Gynefix een speciale inbrengtechniek is vereist en omdat met de Flexi-T-spiraal geen klinische onderzoeken zijn gedaan, gaat de voorkeur uit naar de T-Safe Cu of de Multiload Cu 375 (SL)’ (NHG-Standaard Anticonceptie 2011, noot 21 – betrouwbaarheid).
Met regelmaat wordt de vraag gesteld of de instructies ook in het Engels te verkrijgen zijn. Daarom was de Long Alliantie Nederland blij verrast met het voorstel van de Aerosol Drug Management Improvement Team (ADMITgroup: www.admit-online.info) om de inhalatieprotocollen te vertalen in het Engels.
De Long Alliantie Nederland is zeer blij met deze samenwerking en dankt prof. Richard Dekhuijzen en de ADMIT group voor de goede vertalingen.
De Engelse inhalatieprotocollen zijn te vinden op het zorgverleners deel op de website www.inhalatorgebruik.nl en wel onder de Engelse vlag en het kopje ‘protocollen’ en uiteraard via deze link www.inhalatorgebruik.nl/en/zorgverleners/inhalatieprotocollen.
De Zorgstandaard COPD is geactualiseerd en opnieuw uitgebracht. Aangepast is het hoofdstuk over de “monitoring” van COPD patiënten. Aanleiding zijn de veranderende gedachten en richtlijnen over de positie van longfunctieonderzoek voor mensen met COPD. In plaats van alle COPD patiënten jaarlijks een spirometrie te laten blazen, kiest de Zorgstandaard COPD voor een meer gedifferentieerde benadering.
De nieuwe wijze van het monitoren van COPD patiënten is gebaseerd op de integrale gezondheidstoestand van de patiënt, uitgedrukt in ziektelast. Om de dagelijkse praktijk te helpen bij de uitvoering van de beschreven monitoring, is een nieuwe bijlage opgenomen met een lijst instrumenten, scholingen en interventies welke door de zorgverleners gebruikt kunnen worden. Het hoofdstuk is aangepast door een werkgroep onder duaal voorzitterschap van prof. dr. Niels Chavannes (huisarts) en dr. Hans in ’t Veen (longarts).
De vernieuwde Zorgstandaard COPD is uitgebracht tijdens een LAN bijeenkomst waarin de resultaten van de Ziektelastmeter COPD en ziektelastindex studies voor het eerst bekend werden gemaakt. De Ziektelastmeter COPD is ontwikkeld om de integrale gezondheidstoestand van patiënten op een goede wijze in kaart te brengen en te komen tot een passende individuele behandeling. Op een later moment worden de uitkomsten publiekelijk bekend gemaakt!
Voorts is in de Zorgstandaard COPD het hoofdstuk over kwaliteitsindicatoren aangepast, waardoor meer recht wordt gedaan aan de multidisciplinaire behandeling van mensen met COPD. Zo wordt ingegaan op het belang van een goede voedingstoestand van mensen met COPD en op het gebruik van medicatie om beginnende longaanvallen te bestrijden. Dit onderdeel is aangepast door een werkgroep onder voorzitterschap van prof. dr. Geertjan Wesseling (longarts) en dr. Annelies Jacobs (huisarts).
De aanpassingen van de Zorgstandaard COPD passen bij het bredere streven van de Long Alliantie Nederland om de Zorgstandaarden, richtlijnen, protocollen en andere producten die door de LAN zijn uitgebracht actueel te houden. De nieuwe Zorgstandaard COPD is te vinden op de website van de Long Alliantie Nederland en hier te downloaden.
Bron: Long Alliantie Nederland
Longfonds | LAN Long Alliantie Nederland | Handboek inhalatie | Inhalatieprotocollen | Inhalatorgebruik.nl
VMI (Voorkomen Medicatie-Incidenten) is het centrale meldpunt voor medicatie-incidenten. VMI is een voortzetting van het Portaal voor Patiëntveiligheid/CMR dat op 1 januari gefuseerd is met het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM). Doel van VMI is het verzamelen en analyseren van incidentmeldingen én terugkoppelen aan zorgverleners. Door kennis en informatie over incidenten anoniem te verspreiden, o.a. via ‘Praktijkprikkels’, en te voorzien van aanbevelingen hoe ze te voorkomen, leren zorgorganisaties en zorgverleners van elkaar.
Het centraal verzamelen van incidenten geeft inzicht in landelijke aantallen. Zo worden ook minder voorkomende incidenten en risico’s eerder zichtbaar. De Praktijkprikkels wijzen de zorgverlener op mogelijke risico’s en voorkomen daarmee de blinde vlekken in de eigen organisatie.
VMI wil graag alle medicatie-incidenten ontvangen. Een medicatie-incident is een onbedoelde gebeurtenis tijdens het medicatieproces die tot schade aan de patiënt heeft geleid, had kunnen leiden of (nog) zou kunnen leiden.
Ook ontvangt VMI graag meldingen van praktische problemen met geneesmiddelen (denk aan oogdruppelflesjes die niet druppelen) en van niet goed functionerende software en apps die gebruikt worden bij het voorschrijven, afleveren en toedienen van geneesmiddelen.
Alle zorgorganisaties en individuele zorgverleners kunnen medicatie-incidenten melden.
Onze analisten lezen en beoordelen de meldingen. Heb je jezelf bekend gemaakt bij ons? Dan kunnen we je mailen of bellen voor nadere informatie. Je gegevens worden absoluut vertrouwelijk behandeld en je melding kan alleen geanonimiseerd (zonder persoonsgegevens en zonder zorgaanbiedersgegevens) voor bijvoorbeeld onderzoek of publicatie worden gebruikt.
Meldingen kunnen geanonimiseerd worden genoemd in de Praktijkprikkel, op onze website en in onze nieuwsbrief. VMI neemt hierover van tevoren contact met je op. De Praktijkprikkels worden in het Engels vertaald en gepubliceerd op een internationale website. Verder kunnen ze worden gedeeld met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en Bijwerkingencentrum Lareb indien de inhoud van de melding ligt op het expertisegebied van deze organisaties.
Gesignaleerde risico’s deelt VMI zo nodig ook met branche- en beroepsorganisaties, NICTIZ, VZVZ, IGJ en softwareleveranciers. Hiermee krijgen zij input om de cliëntenzorg veiliger te maken, bijvoorbeeld door aanpassing van richtlijnen en protocollen, ICT-systemen en patiëntinformatie.
Toegang tot het melden gaat via onze website. Dit kan met een inlog, maar ook anoniem. Voor apotheken die vanuit hun kwaliteitssysteem willen melden, is meer informatie beschikbaar. Neem hiervoor contact via de website van het IVM, per email info@ivm.nl of telefonisch 0888 800 400. Overleg even in het apotheekteam, wie van jullie het incident meldt.
VMI brengt regelmatig een Praktijkprikkel uit. De laatste en eerder gepubliceerde Praktijkprikkels zijn te vinden op de website van het IVM. Wil je de Praktijkprikkel ook ontvangen? Meld je aan via de website.
Praktijkprikkel 15 – 2022
Een addertje onder het gras bij geneesmiddelsubstitutie
Praktijkprikkel 10 – 2022
Waarom gaat het fout met de EpiPen®?
Praktijkprikkel 7 – 2022
Voorkomen Medicatie-Incidenten
Praktijkprikkel 6 – 2022
Onduidelijke toedieninstructie
Praktijkprikkel 5 – 2022
Nortriptyline overdosering door tekortschietende eerste uitgifte
Praktijkprikkel 4 – 2022
Import van niet leverbare geneesmiddelen
Praktijkprikkel 3 – 2022
Andere sterkte geleverd
Praktijkprikkel 2 – 2022
Problemen bij het druppelen van Nevanac® 3 mg/ml oogdruppels
Praktijkprikkel 1 – 2022
Onvoldoende overdracht na ziekenhuisopname
Volgjezorg mocht daar op de informatiemarkt natuurlijk niet ontbreken. Juist apothekersassistenten krijgen veelvuldig te maken met de verschillende facetten van de digitale uitwisseling van medische gegevens. Zij vragen patiënten hiervoor om toestemming met als voornaamste doel medicatieveiligheid vergroten. En patiënten zullen ook geregeld met vragen hierover aan de balie komen. Zeker nu er steeds vaker wordt ingelogd op de persoonlijke omgeving op Volgjezorg.
Online toestemming regelen via Volgjezorg
Om de apothekersassistent hier bewust van te maken, stelden de medewerkers van Volgjezorg hen de vraag: “Heb jij al toestemming gegeven?” En “Wist je dat je online toestemming kunt regelen via Volgjezorg?” Aan de hand van een demo konden zij zien wat een patiënt ziet die inlogt op zijn persoonlijke omgeving op Volgjezorg.
En de taart ging naar…
Zijn de apothekersassistenten zich ervan bewust dat inmiddels meer dan 13 miljoen Nederlanders minimaal één toestemming hebben gegeven? Hoewel velen goed in de buurt zaten, waren er slechts enkelen die het antwoord exact goed hadden. De winnaar is Willemien Feenstra, farmaceutisch consulent bij Serviceapotheek Elburg in Elburg. Goed gedaan! En nogmaals van harte gefeliciteerd! We hopen dat de taart jullie goed gesmaakt heeft.
Over Volgjezorg
Iedere inwoner van Nederland kan via volgjezorg.nl met DigiD met sms of de DigiD app inloggen op zijn persoonlijke omgeving. Daar kan hij zien of hij toestemming heeft verleend en zo ja, aan wie. En als hij inderdaad toestemming heeft verleend, dan kan hij ook zien of en zo ja wanneer en door wie zijn medische gegevens zijn bekeken.
Medisch Farmaceutische Beslisregels (MFB’s) zijn een belangrijk instrument om gepaste zorg voor de individuele patiënt te leveren. Met MFB’s kun je, samen met de voorschrijver, op een structurele manier patiëntkenmerken combineren, zoals leeftijd, geslacht, aandoeningen, labwaarden en de medicatie van diverse voorschrijvers.
Medisch Farmaceutische Beslisregels (MFB’s) zijn een nieuwe vorm van medicatiebewaking. Ze combineren meerdere patiëntkenmerken met elkaar, waardoor de patiënt de farmaceutische zorg krijgt die past bij zijn situatie. Dit is nodig, want er zijn steeds meer ouderen met meerdere aandoeningen die veel geneesmiddelen gebruiken.
Klassieke medicatiebewaking is op 2 factoren gebaseerd. Het apotheekinformatiesysteem geeft bijvoorbeeld aan dat medicijn A niet samengaat met medicijn B. MFB’s gaan vele stappen verder dan de klassieke medicatiebewaking, omdat ze patiëntkenmerken met elkaar combineren, zoals: leeftijd, geslacht, aandoeningen en contra-indicaties. Ook controleer je met MFB’s op ontbrekende medicatie, wat niet gebeurt bij de klassieke medicatiebewaking. Zo maken MFB’s farmaceutische zorg veel persoonsgerichter.
MFB’s worden meestal door zowel apothekers als apothekersassistenten en/of farmaceutisch consulenten afgehandeld.
MFB’s achterhalen nieuwe risicosituaties
Doordat MFB’s wél alle beschikbare patiëntgegevens kunnen combineren, is het mogelijk om nieuwe risicosituaties te vinden. Omdat ze specifieker zijn, krijg je als apotheekmedewerker ook veel minder laag-risicosignalen dan bij de klassieke medicatiebewaking. MFB’s maken een verdere bevordering van veilige, effectieve en doelmatige farmacotherapie mogelijk voor iedere patiënt. En zorgen voor een hogere kwaliteit van leven voor kwetsbare patiënten.
Achtergrond:
De NHG standaard zegt geef bij patiënten met weinig frequente klachten (tweemaal per week of minder) ‘zo nodig’ een SABA (short acting beta-2-agonists, oftewel kortwerkende luchtwegverwijder) salbutamol of terbutaline. Indien een patiënt meer dan twee keer per week een luchtwegverwijder gebruikt, kan er sprake zijn van het niet onder controle zijn van de astma. Er wordt dan bij klachten te vaak gegrepen naar ‘noodmedicatie’.
Bij een astmapatiënt die te veel kort werkende luchtwegverwijders gebruikt, kunnen drie factoren van belang zijn:
Indien geen ICS wordt gebruikt, dient te worden overlegd met de arts over het eventueel toevoegen van een ICS.
Verder kan het volgende punt in overweging worden genomen:
De therapietrouw; als de onderhoudsbehandeling met een ICS en/of LABA niet consequent wordt gebruikt, zal dit leiden tot een mindere controle van de astma.
Actie
Koppel bevindingen terug naar de huisarts, bevorder therapietrouw bij patiënt en geef eventueel een controle op de inhalatie-instructie
Achtergrond:
Een bijwerking van inhalatiecorticosteroïden is dat deze middelen een schimmelinfectie in mond en keelholte kunnen veroorzaken. De inhalatie leidt, door afname van de lokale weerstand van het slijmvlies tegen infecties, bij circa 5% van de patiënten tot orale candidiasis; bij gebruik van hogere doses neemt dit percentage toe.
Actie:
Ga na bij verstrekking antimycoticum of de patiënt een inhalatiecorticosteroïd gebruikt.
Zo ja, geef nogmaals een inhalatie-instructie en benadruk het belang van mondspoelen na inhaleren. Na inhalatie de mond en keel spoelen: het eerste slokje gorgelen en uitspugen, het tweede slokje doorslikken of zo nodig iets eten of drinken.
Achtergrond:
Als de nieren minder goed werken, kan dat de werking van geneesmiddelen beïnvloeden. Sommige geneesmiddelen worden langzamer uit het bloed verwijderd, hierdoor krijgt de patiënt meer last van bijwerkingen. Bij antibiotica voor een blaasontsteking kan een verminderde nierfunctie ook de werking van het geneesmiddel verminderen. Het doel van deze MFB is dan ook het voorkomen van toxiciteit en therapiefalen bij patiënten met verminderde nierfunctie.
Als de betreffende antibiotica worden voorgeschreven wordt gekeken naar de leeftijd van de patiënt. Bij patiënten van 70 jaar en ouder en indien deze patiënten chronisch 5 of meer geneesmiddelen gebruiken is een recente (<13 maanden) nierfunctie noodzakelijk voor afleveren. Polyfarmacie (gebruik van meer dan 5 geneesmiddelen) is een aanwijzing voor co-morbiditeit, dit is daardoor een risicofactor voor een verminderde nierfunctie.
Actie:
Nitrofurantoïne
Bij een verminderde nierfunctie kan Nitrofurantoïne cumuleren in bloed en weefsels, waardoor ernstig neuropathie kan ontstaan. Daarnaast wordt in een normale therapeutisch dosering geen bactericide concentratie bereikt.
Claritromycine
Bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min nemen AUC en halfwaardetijd van claritromycine en de actieve metaboliet toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd.
Norfloxacine
Bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min is de halfwaardetijd van norfloxacine verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd.
Cotrimoxazol
Bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min neemt de klaring van trimethoprim, sulfamethoxazol en de N-acetylmetaboliet van sulfamethoxazol af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd.
Trimethoprim
Bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min neemt de klaring van trimethoprim af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. De concentratie in de urine neemt af, met als mogelijk gevolg therapeutisch falen bij gebruik van urineweginfectie.
Bron: KNMP kennisbank
Achtergrond:
Obstipatie is bij patiënten die een palliatieve behandeling ondergaan een veel voorkomend probleem. Morfinomimetica (morfine, fentanyl of anderszins) binden aan de µ-receptor in de darmen en veroorzaken obstipatie door afname van de voortstuwende peristaltiek door contractie van het gladde spierweefsel van de darmwand. Door de verminderde peristaltiek blijft de inhoud van de darm langer in de darmen en kan meer water worden terug geresorbeerd.
Dit veroorzaakt een harde fecesprop die slecht passeert. De afgenomen defecatiereflex ten gevolge van verminderde gevoeligheid van het rectum voor de vullingsgraad draagt verder bij aan obstipatie. Opioïden zijn zeer effectieve pijnstillers maar met bijwerkingen als sedatie, misselijkheid en obstipatie. Bij chronisch gebruik ontstaat er meestal tolerantie voor deze bijwerkingen, bij obstipatie is dit niet het geval.
Obstipatie treedt op bij 50-90% van de patiënten die met opioïden gebruiken en de obstipatie houdt aan zolang de behandeling voortduurt. Obstipatie veroorzaakt door Opioïden gebruik kan de kwaliteit van leven ernstig negatief beïnvloeden.
Sommige patiënten besluiten door deze bijwerkingen de behandeling met opioïden te staken, met onvoldoende pijnstilling en verdere verslechtering van de kwaliteit van leven als gevolg. Verder is er geen duidelijke relatie tussen de dosering van de opioïden en het optreden of de ernst van de obstipatie en is dosisvermindering dus niet effectief bij opioïd geïnduceerde obstipatie.
Actie:
Enkele veel gebruikte laxans bij het gebruik van Opioïden zijn:
* Macrogol/elektrolyten 1-2 sachets per dag, in water opgelost (werkzaam binnen 1-2 dagen)
* MgO 3-4 dd 500 tot 1000 mg (werkzaam binnen 2-8 uur)
* Lactulose 1-2 dd 15-30 ml stroop of 12-24 g granulaat (werkzaam binnen 1-2 dagen)
* Lactitol 1-2 dd 20-30 ml of 10-20 g granulaat (werkzaam binnen 1-2 dagen)
* Psyllium 1-3 zakjes/maatdop (werkzaam binnen 2-3 dagen)
* Bisacodyl 10-20 mg vóór de nacht of 10 mg supp. ’s Ochtends (oraal: 5-10 h rectaal: 15-60 min)
Bron: KNMP/kennisbank, NTVG: Stand van zaken: Behandeling van obstipatie in de palliatieve fase 2010;154:A2224
Achtergrond:
Bij patiënten met matig tot zeer ernstig COPD die 2 of meer keer per jaar exacerbaties hebben wordt een behandeling met inhalatiecorticosteroïden (ICS) overwogen. Bij afname van het aantal exacerbaties wordt de behandeling voortgezet, maar moet wel periodiek (jaarlijks) geëvalueerd worden.
Bij patiënten met stabiel matig ernstig COPD kan op den duur overwogen worden de behandeling met ICS te staken en het verdere beleid te laten afhangen van het al of niet optreden van exacerbaties of een geleidelijke toename van de klachten in de aansluitende twee maanden. Een langdurige therapie met alleen ICS wordt niet aangeraden. Het gebruik van ICS kan namelijk wel aanleiding geven tot bijwerkingen, zoals lokale klachten van de mond-keelholte en een toename van de kans op longontsteking.
Actie:
Er dient dan te worden overlegd met de voorschrijver om ICS te stoppen, als deze geen toegevoegde waarde heeft.ICS is bij COPD alleen geïndiceerd bij 2 of meer exacerbaties in het voorafgaande jaar. Bij patiënten met een combinatie van een kortwerkende luchtwegverwijder, langwerkende luchtwegverwijder en ICS wordt er gekeken of er in het afgelopen jaar exacerbaties zijn geweest. Het gebruik van luchtwegantibiotica en/of ‘n prednisolonkuur kan hierop wijzen. Zijn er het afgelopen jaar geen exacerbaties geweest, dan is het wellicht niet zinvol om deze patiënt nog met een ICS te behandelen.
Achtergrond:
Methotrexaat is een zogenaamde foliumzuurantagonist. Dit betekent dat Methotrexaat de werking van foliumzuur in ons lichaam tegenwerkt. Eén van de bijwerkingen van methotrexaat is daardoor dat het een tekort aan foliumzuur (vitamine B11) ontstaat. Foliumzuur is nodig voor de aanmaak van de rode bloedcellen en voor de werking van de zenuwen. Foliumzuur speelt dus een belangrijke rol in het lichaam.
Een gebrek aan foliumzuur geeft vooral klachten op plaatsen waar de cellen zich van nature snel delen, zoals de slijmvliezen van de mond, de maag, de darmen en het bloed. Het extra innemen van foliumzuur kan deze bijwerkingen verminderen. Omdat het echter ook de effectiviteit van methotrexaat kan verminderen wordt geadviseerd om methotrexaat en foliumzuur niet op dezelfde dag in te nemen.
Indien een patiënt eenmaal per week methotrexaat gebruikt, moet er ook foliumzuur worden voorgeschreven. Dit kan direct gecontroleerd worden in de actuele status. Gebruikt een patiënt geen foliumzuur, dan dient er met de voorschrijver te worden overlegd. De volgende doseringen worden geadviseerd:
Achtergrond:
Bij chronisch gebruik van corticosteroïden is er een grote kans op het ontstaan of verergeren van osteoporose. Corticosteroïden hebben een negatief effect op de botmineraaldichtheid. Dit komt doordat bij het gebruik van corticosteroïden het lichaam meer calcium uitscheidt via de nieren, de opname van calcium in de darm is verminderd en door de afname van de hoeveelheid geslachtshormoon neemt de botaanmaak af. Het risico op facturen is daardoor verhoogd.
Bij deze profylaxe wordt uitgegaan van preventie met behulp van bisfosfonaten. Van de bisfosfonaten is aangetoond dat toediening gelijktijdig met corticosteroïden, het botverlies van wervels kan voorkomen. Daarnaast is het aannemelijk gemaakt dat de kans op wervelfracturen afneemt bij gelijktijdig gebruik met corticosteroïden. Om te bepalen of actie noodzakelijk is, is de dosering en behandelduur van belang.
Actie:
* Bij een dosering > 7,5mg Prednisolon (equivalent) bij een (chronisch) gebruik langer dan 3 maanden; bij vrouwen > 50 jaar (na de menopauze, door afname van de hoeveelheid vrouwelijk hormoon), mannen > 70 jaar of bij (abnormaal) verminderde botmineraaldichtheid.
* Bij een dosering > 15mg Prednisolon (equivalent) bij een (chronische) gebruik langer dan 3 maanden wordt er gestart met een bisfosfonaat.
Eerste keus is alendroninezuur of risedroninezuur 1 x daags of 1 x per week.
In verhouding (equivalent) met de dosering Prednisolon wordt osteoporoseprofylaxe gestart bij:
predniso(lo)n 7,5 mg 15 mg
cortison 37,5 mg 75 mg
methylpredisolon 6 mg 12 mg
triamcinolon 6 mg 12 mg
betamethason 0,975 mg 1,95 mg
dexamethason 1,125 mg 2,25 mg
hydrocortison 30 mg 60 mg
BRON: KNMP Kennisbank
Calcium en Vitamine D
Naast het toevoegen van een bisfosfonaat, dient ook gekeken te worden of de patiënt voldoende calcium en vitamine D tot zich neemt. Calcium is nodig voor de botaanmaak en vitamine D bevordert een hogere calciumspiegel en is daarnaast van belang bij de botopbouw. Indien een patiënt te weinig Calcium en Vitamine D tot zich neemt uit voeding, dienen beide middelen te worden toegevoegd.
Hiervoor worden onderstaande adviezen gehanteerd:
* Volwassen hebben dagelijks tenminste 1000-1200mg calcium nodig. Dit komt overeen met ongeveer 4 zuivelconsumpties (melk, yoghurt, kaas) per dag.
* Bij twee tot vier zuivelconsumpties/dag: adviseer 1 dd 500 mg calcium toevoegen
* Bij minder dan twee consumpties/dag: adviseer 2 dd 500 mg calcium toevoegen.
* Adviseer altijd 800 IE extra vitamine D per dag bij bisfosfonaat gebruikers.(NHG adviseert vitamine D bij verhoogt fractuurrisico, bisfosfonaat gebruiker heeft een verhoogd fractuurrisico).
De KNMP maakte in samenwerking met apothekers de Handleiding Medicatiebewaking Nierfunctiewaarden.
In deze handleiding staan alle stappen beschreven die horen bij de uitvoering van de medicatiebewaking op basis van nierfunctiewaarden.
De handleiding biedt ook praktische ondersteunende materialen.
De creatinineklaring schat u in met rekenformules. De meest toegepaste formules zijn de Modification of Diet in Renal Disease (MDRD) -formule en de Cockcroft-Gault-formule.
Het is voor u mogelijk om labwaarden op te vragen voor uw patiënt. Vanaf 1 augustus 2013 moeten voorschrijvers afwijkende nierfunctiewaarden actief doorgeven aan de apotheker.
Hiervoor is wel altijd toestemming van de patiënt nodig. Dat kan een mondelinge toestemming zijn, als dit maar goed wordt vastgelegd in het informatiesysteem.
Uit een grootschalig onderzoek van het Nij Smellinghe Ziekenhuis Drachten, bleek dat van de vrouwen in de overgangsleeftijd (45-50 jaar), maar liefst een derde regelmatig hun werk niet kan uitvoeren vanwege slapeloosheid door opvliegers, gewrichtsklachten en depressie. En dat terwijl dit verzuim vaak eenvoudig te verhelpen is door tijdige signalering en de juiste diagnose.
Veel klachten t.g.v. de overgang worden vaak niet als zodanig herkend. Al snel worden diagnoses als reuma/jicht, depressie of een burn out gesteld. Doorvragen laat echter vaak zien, dat vrouwen in de leeftijd 45 – 55 jaar deze ziektebeelden helemaal niet hebben, maar last hebben van de hormonale schommelingen t.g.v. de overgang.
Care for Women is specialist op dit gebied en schoolt jaarlijks vele zorgverleners op dit gebied.
Voor veel apotheekteams is het geven van palliatieve en terminale farmaceutische patiëntenzorg nieuw terrein. In het Farmabuddy project krijgen patiënten in de palliatieve en terminale fase en hun mantelzorgers vaste contactpersonen in de apotheek: twee apothekersassistenten als apotheekbuddy’s.
De intensieve farmaceutische patiëntenzorg die patiënt en mantelzorger nodig hebben wordt zo beter gestructureerd en is meer toegespitst op de patiënt.
Apotheek Stevenshof en SIR Institute for Pharmacy Practice and Policy willen apotheekteams met dit programma ondersteunen bij het implementeren van het ‘Farmabuddy’ project in de dagelijkse praktijk. Zij werken hierbij samen met het ministerie van VWS in het kader van het VWS programma ‘Verspilling in de zorg’ en met de KNMP.
Programma opzet
Het programma bestaat uit een driedaagse nascholing voor apothekers en –assistenten (de apotheekbuddy’s), een dagdeel werkplekbegeleiding en deelname aan onderzoek naar het effect van intensieve farmaceutische zorg door apotheekbuddy’s. Het programma start in mei 2016. De onderdelen die in de nascholing aan bod komen zijn:
– Farmaceutische zorg bij patiënten in de palliatieve en terminale fase;
– Introductie werkinstructies en (voorlichtings)materialen;
– Implementatie van zorg door apotheekbuddy’s in de eigen apotheek;
– Intervisie voor apothekers en assistenten;
Competenties
De scholing zal met name aandacht schenken aan de competenties die van belang zijn bij de implementatie van het Farmabuddy project, zoals farmaceutisch handelen, communicatie met de patiënt, samenwerking met huisarts, thuiszorg en andere zorgverleners, en organisatie in de apotheek.
Leerdoelen
Apothekers en –assistenten (de apotheekbuddy’s):
Accreditatie
Accreditatie voor apothekers en –assistenten wordt bij de KNMP en SANA aangevraagd.
Locatie
Centraal in het land
Deelname
Lijkt je dit ook een mooie manier van patiëntenzorg?
Meld je aan als apotheekteam door een e-mail te sturen aan s.amini@sirstevenshof.nl. Voor dit project heeft VWS subsidie beschikbaar gesteld. Deelname van één apotheker en één assistente is gratis.
PAM Panel Praktijkonderzoek Apotheekmedewerkers
Om het Farmabuddy project beter vorm te kunnen geven komt er binnenkort een PAM peiling over de ervaringen van apotheekmedewerkers met farmaceutische patiëntenzorg aan patiënten in de palliatieve en terminale fase. Met jouw stem krijgen we een genuanceerder beeld van wat er in de praktijk gebeurt en wat apotheekmedewerkers daarvan vinden. Doe je mee?! Meld je aan voor deelname aan deze en toekomstige PAM peilingen door een e-mail te sturen naar pam@sirstevenshof.nl
Meer informatie:
Note: In 2009 won Apotheek Stevenshof de Farmaceutische Patiëntenzorgprijs met het Farmabuddy project.
Met de actualiteitscontrole helpt VZVZ het apotheekteam om slagvaardiger met het LSP te werken. Dankzij deze nieuwe functie is het mogelijk zonder UZI-pas te zien of er iets is veranderd in de medicatie die door andere apotheken is geleverd. Nu beschikbaar bij CGM en binnenkort bij de meeste andere AISsen.
Even nakijken
“Is er iets veranderd in de medicatie van de patiënt?”, een standaardvraag aan de balie of bij de afhandeling van de receptenbuffer. Tot voor kort moest je inloggen met de UZI-pas om na te gaan of de patiënt ook bij andere apotheken, zoals de dienst- of poliklinische apotheek, medicijnen heeft gehaald.
Het LSP maakt het allang mogelijk om dat te zien. In de praktijk komt het voor dat na opvraging via het LSP – en enige tijd wachten- blijkt dat er geen nieuwe medicatiegegevens aanwezig zijn in andere apotheken.
De Actualiteitscontrole
Om onnodig wachten te voorkomen biedt het LSP sinds kort de mogelijkheid om met de apotheeksystemen de ‘actualiteitscontrole’ uit te voeren. Soms ook aangeduid als de ‘what’s new’ functie. Met de actualiteitscontrole kan een AIS direct na het kiezen van de patiënt via het LSP controleren of er wijzigingen in medicatiegegevens van een patiënt zijn sinds de laatste bevraging.
Alleen als er daadwerkelijk wijzigingen zijn, haalt het systeem de medicatiegegevens op. In alle andere gevallen ga je direct verder met het verwerken van het recept. Met deze nieuwe functionaliteit voorkom je onnodig wachten en kan je efficiënter werken met het LSP
Voor het uitvoeren van de actualiteitscontrole is geen UZI-pas nodig. Dus je gebruikt de UZI-pas alleen als je daadwerkelijk de informatie uit de andere apotheken wil ophalen.
Wanneer is het beschikbaar?
Het apotheeksysteem van CGM heeft deze mogelijkheid sinds kort beschikbaar en het apotheeksysteem van Caresoft (Farmasys) vanaf juli. Voor Bricks en Pharmacom komt de functionaliteit in respectievelijk oktober en december 2017 beschikbaar.
De Signaalfunctie
Het LSP biedt al langer de mogelijkheid om een signaal te krijgen wanneer een patiënt medicatie heeft opgehaald bij een andere apotheek; de Signaalfunctie. Als apotheek kan je aangeven voor welke patiënten je zo’n signaal wil krijgen. Voor deze patiënten neemt de apotheek als het ware een ‘abonnement’ op de signalen.
Doorgaans gebeurt dit voor (risico) patiënten aan wie de apotheek chronisch medicijnen verstrekt, zoals baxter-patiënten. Deze patiënten moeten hier wel hun toestemming (opt-in) voor hebben gegeven. In het geval dat er voor de patiënt een abonnement is genomen op het automatisch signaleren van medicijnverstrekkingen elders, heeft de actualiteitsfunctie geen toegevoegde waarde.
De elders verstrekte medicatie is immers al opgehaald via het LSP. De actualiteitscontrole heeft dus met name meerwaarde voor de overige, niet-risico patiënten waar geen abonnement is genomen op de signaalfunctie.
Meer informatie
Op de website van VZVZ is meer informatie beschikbaar over actualiteitscontrole en op de website van de KNMP
Problemen met medicatiegebruik komen vaak voor. Hierdoor kunnen gezondheidsproblemen ontstaan of verergeren. Apothekersassistenten en farmaceutisch consultenten kunnen helpen deze problemen op te lossen. De apotheek is immers een plek waar patiënten regelmatig komen.
Het identificeren en bespreken van problemen met medicijnen in de apotheek is echter niet altijd eenvoudig. Niet alleen door tijdgebrek en gebrek aan privacy, maar ook door het ontbreken van praktische handvatten om een gesprek over deze problemen te voeren.
Het NIVEL ontwikkelt daarom in samenwerking met Optima Farma, het Centrum voor Patiënt en Geneesmiddel, de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam, de KNMP en BENU apotheken het TRIAGE-instrument. ZonMw subsidieert het project.
TRIAGE bestaat uit twee elementen:
Het doel van TRIAGE is te ondersteunen bij een laagdrempelig, tijdsefficiënt gesprek ‘op maat’ mogelijk over problemen met medicatiegebruik. Hiervoor hoeven apotheek-teamleden niet speciaal mensen uit te nodigen, maar beginnen zij het gesprek op het moment dat de patiënt in de apotheek is.Een begeleidingscommissie met o.a. patiënten en apotheekteamleden levert input voor de ontwikkeling van TRIAGE.
Het instrument wordt uitgetest op ervaren meerwaarde/ tevredenheid en goed geneesmiddelgebruik in een praktijkpilot onder 100 volwassen gebruikers van cardiovasculaire medicatie in 10 openbare apotheken. Hierbij zal het in de helft van de gevallen gaan om een tweede uitgiftegesprek en in de ander helft om een gesprek met patiënten die te laat terugkomen om hun medicatie op te halen.
Een evaluatie van het proces en implementatie maakt ook deel uit van het project.
NIVEL Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg
Dr. ir. Liset van Dijk, Programmaleider Farmaceutische zorg
Op de pagina een aantal interessant filmpjes met onderwerpen die betrekking hebben op ons werk in de apotheek en/of op de farmacie.
Heb je zelf ook een leuk of interessant filmpje ontdekt?
Laat ons dit dan weten (mail naar: communicatie@optimafarma.nl) zodat we dit, via de Optima Farma website, makkelijk met onze collega’s kunnen delen.
Deze animatievideo is gemaakt ter gelegenheid van “De dag van de apothekersassistent” en wordt gratis ter beschikking gesteld aan alle apotheken. En is bedoeld voor de patiënt zodat de patiënt na het bekijken van deze video beter begrijpt wat onze taak in de apotheek is en wat wij allemaal doen om de patiënt zo goed mogelijk te bedienen.
Wil je deze video gebruiken voor in publieksruimte zodat de patiënt deze kan bekijken tijdens het wachten? Dan kan je deze video ook bestellen met ondertiteling.
Normale prijs is € 150 (bij meerdere apotheken korting)
Leden van de beroepsvereniging Optima Farma betalen de prijs van € 100
Geïnteresseerd? Stuur dan een e-mail naar secretariaat@optimafarma.nl en we nemen zo snel mogelijk contact met je op.
Algemeen: secretariaat@optimafarma
Leden administratie: leden@optimafarma.nl
Financiële administratie: penningmeester@optimafarma.nl
Congres, symposia en activiteiten: congres@optimafarma.nl
Opleidingen, bij -en nascholing e.d.: scholing@optimafarma.nl
Communicatie, vacatures en persberichten: communicatie@optimafarma.nl
Farmaceutisch consulenten, farmaceutisch managers en farmakundigen: hogerkader@optimafarma.nl